Peter Lissens
'Roger Daltrey plays Tommy’ had eigenlijk ‘Roger Daltrey plays some tunes from Tommy, some of the Who, some of his own and then some’ moeten zijn.
Levende jazzlegendes hebben me nog maar zelden ontgoocheld, levende rocklegendes al vaak. Dus een spannende avond zou het sowieso worden. Dat het niet helemaal strookte tussen de vlag en de lading, werd - bij monde van Roger Daltrey himself - al na 10 seconden duidelijk “We haven’t got the time to play the whole Tommy, so we’ll play excerpts, and some other songs ...”
En ook meteen pijnlijk duidelijk: dat de geluidsman er net als gisteren tijdens Primal Scream serieus met z’n klak zat naar te gooien. Tijdens ‘Miles and Miles’ en ‘Pictures of Lily’ gaat Daltrey’s stem – samen met een niet onaanzienlijk deel van het overige geluid – volledig de mist in. Zeggen dat Daltrey’s stem door de jaren ‘niks aan kracht heeft ingeboet’, zou de waarheid geweld aandoen. Maar with a little help from a friend achter de PA kan de man nog veel méér dan stevig uithalen - zoals later op de avond ook zal blijken.
Alleen blijkt de man achter de knoppen vanavond vaker een vijand dan een vriend. Tijdens de eerste 5-6 nummers, klinkt de stem benepen, de drums lijken bespeeld te worden met eetstokjes, gitaarsolo’s blijken vaak nauwelijk hoorbaar en zelfs Daltrey’s bindteksten komen nauwelijks boven het groezemoes uit. Shame, shame, shame ... Na de eerste twee Who-hits volgen nog een nummer van The Band’s oer-Kelt Levon Helm (‘Gimme a stone’), een solo nummer van Daltrey (‘Days of Light’) en song-met-doedelzakgeluiden-uit-een-Gibson-SG van Taj Mahal (‘Freedom Ride’), eer de band overschakelt op het eigenlijke Tommy-materiaal.
‘Overture’ luidt een eerste kentering in van de geluidskwaliteit, en tijdens ‘1921’ is het hek echt van de dam. Daltrey stampvoet en jongleert met de microfoon als vanouds. En ook al is de actieradius beperkter dan destijds, drummer Gregg Gerson blijkt het zekere voor het onzekere te hebben genomen: hij zit veilig weg achter een kogelvrije plexiglazen wand. Vanaf ‘Acid Queen’ zijn de groep en het geluid écht op kruissnelheid. We horen nu eindelijk alles wat moeten horen, zoàls we het moeten horen : ‘Tommy can you hear me’, ‘I’m Free’, ‘We’re not gonna take it’, ‘Smash the Mirror’, who are you’, ‘Behind Blue Eyes’, ‘Going Mobile’ – met een vocale glansrol voor gitarist Simon Townsend, broer vàn en Daltrey uitstekend op dreef op mondharmonica -, ‘Young man Blues’ en een geweldige versie van het onverwoestbare ‘Baba O’Riley’ - Daltreys gutturale roar op z’n allerbest! - zijn even zovele kopstoten. Alleen ‘My Generation’ gaat hier in een faux-doo-wop versie aan ons voorbij. Na goed anderhalf uur zet Daltrey er beleefd een punt achter. Ontgoocheld? Zeker niet, maar overtuigd al evenmin.
Dieptepunt: Het bijwijlen bedroevende geluid dat vooral de stem van Daltrey af en toe een flinke hak zette.
Hoogtepunt: Het machtige triumviraat ‘Who are You’/’Young Man Blues’/Baba O’Riley’ greep naar de keel op een manier die niet hadden zien aankomen.